Op de 11de november 1918 jubelden de klokken om de
herwonnen vrijheid.
Af en toe kwam een soldaat, na vier lange jaren
afwezigheid thuis. Dan werden de klokken geluid. De bevolking kwam toelopen om
de wederkerenden te begroeten; de fanfare speelde voor hen de “welkom”.
De vreugde was echter niet onvermengd. Van de 35
strijders waaronder 3 vrijwilligers (Paul Smets die de eerste dagen van de
oorlog was opgetrokken, August Biermans en Frans Schellens) keerden vier niet
weer :
Franciscus Schellens, °Morkhoven 10/09/1892 - gesneuveld
te Kessel-Lo op 10/09/1914
Frans De Bie, °Wiekevorst 11/07/1886 - gesneuveld te
Diksmuide op 21/10/1914
Carolus (Karel) Daems, ° Morkhoven 06/01/1893 - gesneuveld
te Boezinge op 23/04/1915
Alfons Faes, °Nijlen 01/11/1884 - overleden in Holland op
02/12/1918
Deze namen staan op de bronzen plaat bovenaan op het herdenkingsmonument in de kerk.
Drie strijders keerden als invaliden weer :
Z.E.H. Judo Geuens, kapitein-almoezenier, aan de bovenarm
gekwetst,
Emiel Willems, die een dum-dum kogel in de benedenarm
kreeg, hetgeen tot gevolg had dat hij zijn ambt van organist nooit meer kon
uitoefenen.
Frans Schellens die schroot in zijn hoofd kreeg dat nooit volledig kon verwijderd worden en waarvan hij veel letsel had.
FRANCISCUS SCHELLENS
De familie Schellens woonde in Morkhoven, ter hoogte van
de grens met Herenthout.
Het was een landbouwersfamilie, zoals er in die tijd veel waren.
Het gezin Schellens had negen kinderen.
Frans was bestemd om in de boerenstiel terecht te komen. Het lot heeft er echter anders over beslist.
Hij werd opgeroepen om door loting te laten bepalen of hij al dan niet het
vaderland zou moeten gaan dienen. De loting was hem niet gunstig gezind.
Zo kwam hij als soldaat bij de 7de linie terecht.
Hij werd gekazerneerd in Beverlo.
De dag voor hij naar Kessel-Lo vertrok, schreef hij een
brief naar vader en moeder …
In 1914 zijn in Kessel-Lo 71 Belgische militairen omgekomen.
De meeste soldaten sneuvelden tussen 10 en 12 september 1914 bij de tweede
uitval uit Antwerpen.
Na de slag
om Luik had het Belgische leger zich terug getrokken in hun vesting Antwerpen.
De Belgische legerleiding besloot tot een uitval vanuit de Vesting Antwerpen om
druk uit te oefenen op het Duitse leger en zo af te dwingen dat er minder
Duitse troepen richting Frankrijk gingen.
Van een
goede coördinatie tussen de aanvallers was echter geen sprake. Met als
resultaat een loopgravenoorlog van geïsoleerde groepen in het Brabantse
boerenlandschap waar geen doorbraak meer mogelijk was. De uitgeputte Belgen
moesten op 13 september noodgedwongen weer terug naar hun Vesting Antwerpen. De
beide uitvallen kostten het Belgische veldleger zo’n 8.000 doden, gewonden en
vermisten. Het was de zwaarste strijd van de Belgen in 1914 en tegelijkertijd
de minst bekende.
De meeste soldaten werden begraven in een massagraf op het kerkhof van
Kessel-Lo. In 1922 werd daar een
oorlogsmonument opgericht.
Frans Schellens werd niet begraven in dit massagraf. Hij overleed op zondag 13 september 1914. Hij
was toen 22 jaar oud. Hij werd opgebaard
in de tuin van een klompenmaker.
Toen zijn vader dit droeve nieuws vernam, is hij samen met zijn zoon Emilius,
met paard en kar, het lichaam van Frans gaan halen in Kessel-Lo, dwars door
vijandelijk gebied.
De oorlog woedde toen nog in alle hevigheid in onze streken.
Vader Schellens was evenwel vastberaden zijn zoon te gaan halen zodat deze kon
begraven worden in Morkhoven, zijn geboortedorp dat Frans zo graag wou
terugzien.
In december 1914 werd Frans Schellens begraven op het kerkhof van Morkhoven.
Dit monument herdenkt de militaire slachtoffers van Kessel-Lo gevallen op 9 en 10 September 1914.