DE GROOTE
OORLOG
Honderd en
zes jaar geleden brak de Groote Oorlog uit.
Waarom hij die naam kreeg? Omdat hij zo anders was dan alle vorige oorlogen.
Niet enkel het aantal slachtoffers was groter dan ooit tevoren.
Ook de schaal
waarop de oorlog werd uitgevochten, was nooit gezien. En ook al was het een
oorlog tussen Europese landen, alle continenten waren betrokken.
Het was echt een ‘wereldoorlog’. Er vochten mensen uit de hele wereld mee, want
Frankrijk en Groot-Brittannië bezaten in die tijd heel wat kolonies. Uit die
kolonies kwamen veel Afrikanen, Aziaten, Australiërs e.a. meevechten voor hun
‘moederland’.
Hoe het
allemaal begon?
Op 28 juni 1914 werd in Sarajevo de Oostenrijkse kroonprins
vermoord.
Oostenrijk-Hongarije was toen nog een groot keizerrijk en het wilde
Servië een lesje leren en greep het incident aan om zijn invloed in Servië en
de Balkanregio te versterken. Oostenrijk rekende daarbij op steun van zijn
Duitse bondgenoot.
Rusland steunde de Serviërs en Frankrijk koos partij tegen
Duitsland, en dus voor de Russen. Overal bleken troepen in beweging te komen.
De Eerste
Wereldoorlog begon voor België op 4 augustus 1914.
Twee dagen eerder, op 2 augustus, had Duitsland van België een vrije doortocht
naar Parijs geëist. Als het Duitse leger ongehinderd over Belgisch grondgebied
mocht marcheren, zou het de Belgen zelf ongemoeid laten.
De Belgische regering verwierp het ultimatum op 3 augustus.
Een dag later vielen de Duitse troepen het land binnen.
Het begin van de vier jaar durende Groote Oorlog die zich niet enkel afspeelde
in de met modder gevulde loopgraven, maar ook een zware impact had op het
dagelijks leven in onze streken.
Het Duitse
leger had niet gerekend op enige noemenswaardige weerstand van het Belgische
leger. Toch wist het Belgische leger de opmars van de Duitsers met enkele weken
te vertragen. De Duitse troepen raakten geïrriteerd en zenuwachtig. Wat volgde,
was een gruweltocht vol plunderingen, vele burgerslachtoffers en vernietigingen
van eeuwenoud erfgoed.
Omdat Koning
Albert beslist had om zijn land te verdedigen, kregen de Duitse troepen af en
toe ook met verliezen te maken, niet in het minst in het toenmalige Brabant.
Die ontgoocheling verhoogde de woede van de Duitse troepen die geregeld lokale
gebeurtenissen aangrepen om over te gaan tot wraakacties tegen de
burgerbevolking. In vele dorpen vielen onschuldige burgerslachtoffers.
België
kende in 1914 zeven zogenaamde Martelarensteden: Aarschot, Andenne,
Dendermonde, Dinant, Leuven, Tamines en Visé.
Bepaalde Brabantse gemeenten zoals Herent en Zemst kregen het ook zwaar te
verduren en hadden verhoudingsgewijs tot hun inwonersaantal zelfs meer
slachtoffers dan sommige Martelarensteden.
Door de vele
gruwelijke verhalen werden de mensen bang, laadden hun belangrijkste
bezittingen in en vluchtten weg voor de naderende Duitse troepen.
Belgische
vluchtelingen
Het Duitse
leger was te sterk voor onze Belgische soldaten.
De Duitse soldaten veroverden bijna heel België, op een klein hoekje in het
westen van ons land na.
Daar, in de westhoek achter de IJzer, verzamelden duizenden soldaten om het
Duitse leger halt te houden. Het waren bloedige gevechten want het Duitse leger
bleef aanvallen. Maar de Belgen bleken sterker dan gedacht, en ze kregen hulp
van o.a. Franse en Engelse soldaten.
Op 29
oktober 1914 gebeurde er iets belangrijks.
Toen werden de sluizen van het kanaal Nieuwpoort-Veurne geopend.
De hele IJzervlakte overstroomde. Het zeewater stroomde recht naar de Duitsers
toe. De Duitse troepen moesten zich terugtrekken.
Met als gevolg dat de Duitsers aan de ene kant en de geallieerden aan de andere
kant van het water zaten.
Gedurende
vier jaar werd de grote kunstmatige zee van dertien bij zes kilometer in stand
gehouden.
Zo begon de stellingenoorlog, waarbij de twee kampen nauwelijks nog vooruit
kwamen. De troepen bleven uiteraard niet in open veld tegenover elkaar staan.
Neen, de soldaten maakten greppels van ongeveer een meter breed waarin ze
konden schuilen voor kogels en granaten: de loopgraven.
Ze versterkten de wanden met hout of zandzakjes. Het was er drassig.
Als het regende, stonden de soldaten soms tot hun knieën in het water.
In het niemandsland, het gebied tussen de loopgraven van de twee vijandelijke
partijen, was het afschuwelijk. Je had
er niet alleen de modder, maar ook putten van bommen en granaten en
prikkeldraad waarin je vast kon geraken. Veel soldaten werden ziek van ellende
en ontbering.
Velen vonden in de loopgraven dan ook de dood.
Duizenden
soldaten sneuvelden in de loopgraven aan het front.
Om deze gesneuvelden te herdenken vindt in Ieper nog dagelijks een eerbetoon
plaats: the Last Post. Dit stuk wordt elke avond om 20 uur onder de Menenpoort
door de klaroeners van de Ieperse brandweer uitgevoerd ter ere van de soldaten die
gesneuveld zijn.
Op de wanden
van de Menenpoort staan de namen van alle Britse soldaten die vermist zijn.
Soldaten die nooit werden teruggevonden. Het zijn er bijna 55.000.